Geslachtsrijpheid
Zowel rammen als voedsters worden geslachtsrijp zodra ze een drietal maand oud zijn. Naar gelang van de voeding en milieuomstandigheden hebben ze dan een gewicht in de buurt van twee derden van hun volwassen gewicht. Op dit punt zijn konijnen geen voorloper in vergelijking met andere diersoorten.
Geslachtsrijp wil evenwel niet zeggen fokrijp. Te vroeg gedekte dieren geven niet alleen aanleiding tot kleine worpen, maar hun melkproductie is laag en ze groeien ook niet ten volle uit. De fokrijpheid wordt het beste uitgedrukt in functie van het volwassen gewicht. Zo kan men deze leeftijd bepalen voor ieder ras en naar gelang men extensief of meer intensief voedert.
Voor de vleesproductie mogen voedsters reeds gepaard worden wanneer ze 75% van hun volwassen gewicht bereikt hebben. Voor de gebruikelijke middenrassen is dit zodra ze 3,25 kg wegen.
Sportfokkers wachten beter tot hun dieren ten volle uitgegroeid zijn.
Bij extensieve voeding of een langzame groei zal men verplicht zijn de seksen te scheiden wil men ongelukken vermijden. De konijnen zijn in dit geval inderdaad vroeger geslachtsrijp dan slachtrijp.
Vruchtbaarheidcyclus
Hier onderscheiden konijnen zich duidelijk van onze andere nut dieren.
Een regelmatige afwisseling van vruchtbare en onvruchtbare perioden, een zogenaamde cyclus, komt bij het konijn niet voor. Zo zijn er voedsters die bijna steeds in bronst zijn, bij andere voedsters daarentegen wisselen vruchtbare en onvruchtbare perioden zeer onregelmatig.
In sommige boeken is er sprake van een 16 daagse cyclus, waarbij vruchtbare perioden van 12 dagen afwisselen met korte onvruchtbare perioden. Onderzoek heeft aangetoond dat voedsters waarbij men deze min of meer vaste cyclus kan vaststellen, echt uitzonderingen zijn.
Bij de meeste voedsters heeft terzelfder tijd een rijping en een degeneratie van eicellen plaats. Dit proces is sterk individueel verschillend en wordt verder o.a. door de voeding en het seizoen beïnvloed.
Op dit vlak is het konijn inderdaad een vruchtbaar dier. Het is niet enkel één bepaalde dag om de drie weken in bronst, zoals een zeug of een koe, maar onder gunstige milieuomstandigheden zijn de vruchtbare dagen duidelijk talrijker dan de onvruchtbare dagen.
Ja, zelfs onmiddellijk na het werpen is het konijn in bronst en kan het terug in dracht komen. Theoretisch zijn aldus 11 tot 12 worpen per jaar mogelijk.
Het is gekend bij wilde konijnen dat de rammelaars de voedsters opwachten bij de pijp en paren na het werpen. Vele van deze wilde konijnen zijn onmiddellijk drachtig en werpen verschillende maanden achter elkaar een nest jongen.
Maar vanaf september, met het afnemen van de daglengte, gaan ze “op rust” tot in februari.
Ook tamme konijnen laten vlot de dekking toe binnen de 24 uur na het werpen. Bij een goede conditie van de voedsters zijn de kansen op bevruchting zelfs vrij normaal.
Het zal niemand verwonderen dat dit kweekritme geweldig uitputtend is voor de voedster en enkel op gespecialiseerde bedrijven, bij optimale omstandigheden, eventueel verantwoord is.
Ovulatie
De ovulatie of eisprong heeft bij de meeste van onze zoogdieren spontaan plaats op het hoogtepunt van de bronst. De rijpe eicellen zijn slechts enkel uren of maximum een paar dagen beschikbaar om te versmelten met het sperma en aanleiding te geven met nieuw leven.
Bij de voedster komen de eicellen niet spontaan vrij. Het is de paringsdaad zelf die een prikkel in gang zet waardoor via de hersenen signalen naar de hypofyse verstuurd worden. Op dit bevel gaat de hypofyse reageren door het LH (lutëiniserend hormoon) vrij te stellen in de bloedbaan.
Dit hormoon veroorzaakt de vrijstelling van de rijpe eicellen op de eierstokken.
Heel dit ingewikkeld proces duurt ongeveer 8 tot 10 uur. Intussen hebben de zaadcellen de noodzakelijke rijping ondergaan om de bevruchting te kunnen doorvoeren.
Paring en bevruchting zijn bij het konijn aldus optimaal op elkaar afgestemd. Door deze geïnduceerde ovulatie zijn we niet verplicht de paring op een welbepaalde dag van de cyclus te laten plaatsvinden. We kunnen gerust enkele dagen of weken wachten tot het ons goed uitkomt.
Konijnen kunnen enorm gemanipuleerd worden op dit vlak. Het is één van de redenen waarom konijnen dikwijls als proefdier ingezet worden in laboratoria.
Bronst
Bronstverschijnselen zijn duidelijk waarneembaar bij onze huisdieren. Men spreekt van krolse katten, loopse teven, bronstige koeien, enz. Zowel het gedrag van het dier als een aantal uiterlijke tekens (kleur, zwelling of slijm aan de vagina) verraden dat het dier bronstig is.
Het is ook enkel in deze korte periode van de cyclus dat het vrouwtje het mannetje toelaat.
Opnieuw moeten we zeggen dat konijnen hier een uitzondering zijn. Zeer duidelijke tekenen van bronst ontbreken, maar er zijn toch aanwijzingen. Als de voedster op strobodem gehuisvest is, wijst het omwoelen van het hok soms op bronst.
Een betere aanduiding geeft de vulvakleur. Wanneer deze intens rood en gezwollen is, zijn de kansen dat de voedster de rammelaar aanvaardt zo’n 90% . Ook de vruchtbaarheidskans van deze paring ligt in de buurt van 80%.
Wanneer daarentegen de vulva klein en bleek is, is de kans op aanvaarden van de rammelaar teruggevallen tot 25% en als ze zich laat paren zal hoogstens in de helft van de gevallen een dracht tot stand komen. Controle van de vulvakleur kan veel vergeefse moeite besparen. Enkele dagen later kan het paringstijdstip reeds veel gunstiger zijn.
Het is niet omdat de voedster zich laat dekken dat ze zeker in bronst is. Sommige voedsters laten de paring toe ook al zijn er geen rijpe eicellen aanwezig op de eierstokken. Maar anderzijds heeft het weinig zin om een gewillige voedster te manipuleren zodat de rammelaar toch de dekking kan uitvoeren.
Verschillende trucjes die soms toegepast worden om de voedster te laten “verkrachten” zijn mij bekend, zoals het met de hand optillen van de achterhand van de voedster of door een koordje aan de staart te binden.
Onderzoek heeft aangetoond dat het te verwachten succes van deze gedwongen paringen vrij laag is. Hoogstens één kans op tien.
Er zijn ook voedsters die de ram toelaten tijdens de dracht. In de tweede helft van de dracht is dit eerder regel dan uitzondering.
Drachtcontrole uitvoeren steunende op het gedrag van de voedsters wanneer ze bij de rammelaar geplaatst wordt, is zeer onveilig. Het is niet omdat de voedster afwijzende geluiden en gedragingen maakt, dat we zeker mogen zijn dat een geboorte op komst is.
Omgekeerd, talrijk zijn de voedsters die zich hebben laten paren en na een zogezegd zeer korte dracht werpen.
Wanneer we met nestkasten werken, loopt dit faliekant af omdat de geboorte niet verwacht werd en de nestkast niet beschikbaar gesteld was.
Drachtduur
Gemiddeld werpt de voedster haar jongen 31 dagen na de bevruchting. Is het kroost zeer talrijk, dan kan de geboorte reeds één tot, zeer uitzonderlijk, twee dagen vroeger plaatsvinden. Te vroeg geboren jongen zijn evenwel dikwijls weinig levenskrachtig.
Geboorten op de 33e en de 34e dag zijn vrij uitzonderlijk en het zijn vrijwel steeds kleine worpen. Deze geboorten verlopen in vele gevallen moeilijk. Het geboortegewicht van de jongen is veel hoger, niet enkel omdat we met kleine worpen te doen hebben, maar ook omdat ze nog enkele dagen sterk gegroeid zijn in de baarmoeder.
Bij de vleesrassen zijn de worpen met 7 tot 10 jongen veruit het talrijkst. De reuzenrassen daarentegen zijn minder vruchtbaar. De worpgrootte bedraagt er gemiddeld een 6tal jongen.
Konijnenjongen worden naakt geboren en hun uitzicht is nog vrij embryonaal. Dit bevestigt dat we bij konijnen werkelijk met een korte drachtduur te maken hebben, wat ook een facet van vruchtbaarheid is.
Mede door de korte draagtijd kan een voedster binnen het jaar overgrootmoeder worden! Alles moet dan wel optimaal verlopen.
Wanneer ze in januari werpt, kunnen haar dochters reeds in mei gepaard worden. Haar kleindochters kunnen op hun beurt in oktober of november gepaard worden, zodat voor het einde van het jaar de 4de generatie reeds het levenslicht kan zien…
Conclusie
Er zijn gemakkelijk vraagstukken te bedenken rond de vruchtbaarheid van konijnen:
· Even proberen?
· Hoeveel nakomelingen kunnen we, vertrekkende van een koppel konijnen, verkrijgen na 1 jaar?
We nemen een gemiddelde van zes overlevende jongen per worp, waarvan de helft vrouwelijke. De vrouwelijk nakomelingen beginnen te fokken wanneer ze 18 weken oud zijn. Verder nemen we aan dat de voedsters gemiddeld één maand na werpen terug drachtig is.
Samenvattend moeten we inderdaad toegeven dat konijnen vruchtbaar zijn:
· bij gunstige omstandigheden zijn ze veel meer dagen vruchtbaar dan onvruchtbaar.
· de rijpe eicellen komen niet spontaan vrij maar blijven gedurende vele dagen aanwezig op de eierstokken.
· de paringsdaad doet de eicellen vrijkomen zodat de versmelting met de zaadcellen op het ideale moment kan plaatsvinden
· na een korte drachtduur worden gemiddeld 8 tot 9 jongen geboren
Doordat ze zelfs onmiddellijk na het werpen vruchtbaar zijn, kunnen theoretisch 12 worpen per jaar verkregen worden of 100 nakomelingen per voedster.
Als dit geen kampioensprestatie is …